Ik leg een dikke vette knoop in mijn zakdoek. Het is een beetje lastig want ik ben al een week verkouden. Morgen rijdt Bregje mee en ik mag mijn zwarte leren handschoenen niet vergeten of misschien kies ik wel voor mijn satijnen. Je weet maar nooit of we weer in de spooktrein zitten. Die bestaat meer dan echt en rijdt van Antwerpen-Centraal naar Rotterdam en zo verder de nacht in, althans vorige week toch.
Toen zaten we in zo’n akelig aftandse coupe, alsof we net Oost-Duitsland waren binnen gereden. De wagon was verder leeg, enkel Bregje en ik. We waren de tunnel nog niet uit of plots ging de deur open, vanzelf, keer op keer. En dan weer. De locomotief spoot vonken en buiten werd het als maar donkerder, tot ook de gordijnen vanzelf begonnen te schuiven, een beetje dicht, open, helemaal dicht. Het betere thrillerdecor reed met ons mee.
Tot Bregje ook begon te schuiven, ze kleurde groen, ze zag spoken en een schim door de trein rennen en ik fantaseerde er een zeis bij.
“ De dood begint steeds achteraan in de trein, misschien ontsnappen we nog wel” monsterde ik haar op. Maar er was geen ontsnappen aan, tenminste niet aan de angst, aan de spooklucht, aan de gruwel. Hitchcock kroop in mijn huid . Ik werd bevangen door de horrorlucht en ging akelig op in mijn rol.
“Misschien zit de dood wel mee in onze coupé,” siste ik naar Bregje, “Misschien zit ie wel recht tegenover je .”
“Stop nou man” smeekt ze.
“Nee hoor, Satan en ik hebben een pakt. Mijn ziel voor jou leven!”
Ik trek tergend traag mijn handschoenen aan, zet mijn ogen op scheel, en hang zachtjes over haar heen. Mijn handen grijpen naar haar keel, Ik geloof in mijn missie en sluit stilletjes haar strot af. “Wat een loser ben je, met je flanellen handschoentjes” kermt Bregje me toe. Ik los. “Daar is niets sexy aan,” duwt Bregje haar mes nog wat dieper in mijn rug. “Dat is toch het laatste dat je wenst als killer”, flitst het door mijn hoofd “dat je niet sexy bent, niet stoer!
Ik mag morgen mijn leren handschoenen echt niet vergeten.